Opleiding
Bep kreeg schilderles aan huis bij Charley Toorop. Haar vader, Gerrit Rietveld, had zich inmiddels van meubelmaker ontwikkeld tot architect en ontwerper van meubels. Een belangrijke mecenas en inspirator voor Gerrit werd mevrouw Truus Schröder-Schräder en via haar kwam hij in contact met haar zuster mevrouw Harrestein-Schräder. Deze had samen met haar man een kennissenkring van kunstenaars met o.a. Charley Toorop, John Rädeker en Peter Alma. Charley Toorop nam Bep eind jaren ’20 onder haar hoede, gaf haar les samen met haar zoon Edgar Fernhout en liet haar vaak logeren in haar woning in Amsterdam.
Begin jaren ‘30 nam zij deel aan enkele groepstentoonstellingen in Utrecht. In 1932 nam zij opnieuw les bij Charley die weer naar haar atelierwoning ‘de Vlerken’ in Bergen teruggegaan was. De portretten uit die tijd van kinderen tonen al haar observatievermogen, ze laat kleine persoonlijkheden zien.
Indië
In 1938 vertrok zij naar Indonesië. Aldaar had zij in 1941 een tentoonstelling in Batavia. Van haar werk in Indië is door de Japanse bezetting zeer weinig overgebleven. In het Jappenkamp maakte zij honderden kinderportretjes, van jongens die met 10 jaar naar een mannenkamp werden weggevoerd en van vele kinderen, ook van kinderen die in het kamp ziek werden en stierven.
Het merendeel van deze tekeningen is uit het zicht verdwenen.
Terug in Nederland
Na de oorlog keerde zij met haar drie kinderen terug naar Nederland. Na een periode van noodgedwongen logeren bij familie en vrienden trouwde zij met Derk Eskes die in Duitsland een strafkamp overleefde. Zij vonden een eigen huis in Amsterdam en kreeg nog drie kinderen. Haar woning werd haar atelier.
Ontwikkeling van het werk van Bep
Een sterke verandering lijkt op te treden in 1952, er komt meer kleur voor en de achtergrond wordt expressionistischer. De portretten worden losser, kleur wordt belangrijker.
Vanaf 1958 begon zij met de achtergronden te experimenteren, soms wordt deze één expressieve kleur.
In de loop van de jaren ‘60 gaan gekleurde vlakken op de achtergrond met de portretten strijden om aandacht.
Maar de weergave van de ‘tuintjes’ op de achtergrond blijven een belangrijke rol spelen in verschillende bloemstillevens.
Zij maakte veel kinderportretten, van haar eigen kinderen of van vrienden en bekenden. Nooit maakte zij werk in opdracht voor vreemden, dan was zij haar vrijheid kwijt. Alleen mensen die haar interesseerden wilden zij portretteren. In de ouder en kind portretten eist het kind de hoofdrol op en is de vader of moeder grotendeels weggevallen en dient als het ware als ‘stoel’ voor het kind.
Vanaf 1978 begint de spiegel en spiegelingen steeds duidelijker in het werk door te dringen.
Vrijwel altijd spelen Rietvelds meubels waarmee haar huis was ingericht, een rol in haar schilderijen, stillevens of portretten.
Toen de kinderen de deur uit waren heeft zij enkele jaren samengewerkt met Studio Laren van Marijke Ferguson, zij maakte met groot succes decorstukken en kleding.
Na deze periode heeft zij zich weer geheel gewijd aan de schilderkunst. Bij haar schilderijen ontwierp en maakte Derk in nauw overleg met haar de lijsten.
Bronnen
- Nico Bredero. Elisabeth Eskes-Rietveld. Op de grens van twee werelden. Februari 1988. Stichting Katwijks Museum.
- Katlijne Van der Stighelen en Mirjam Westen. Elck zijn waerom. Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950. Oktober 1999 Ludion. Museum voor Moderne Kunst Arnhem en Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.
- Joost Tholens. Documentaire, Mijn Vaders Dochter, Humanistische Omroepstichting, oktober 1989.